Droogte, wateroverlast of brand: de belangrijkste uitdagingen bij het planten van een bos
20 juli 2023
20 juli 2023
Droogte, wateroverlast, verruiging of vraat door dieren: er zijn allerlei uitdagingen waarmee we moeten omgaan bij het planten van nieuw bos. Hoe doen we dat, samen met onze projectpartners?
Door klimaatverandering hebben we ook in Nederland steeds vaker te maken met veranderende weersomstandigheden, zoals (extreem) warme zomers met weinig regenval. Dit kan ervoor zorgen dat de bodem uitdroogt. Bomen kunnen dan geen water meer opnemen, waardoor ze het niet zullen overleven. Dit proberen we natuurlijk zoveel mogelijk te voorkomen.
Onze projectpartners nemen daarom verschillende maatregelen, die afhankelijk zijn van de plantlocaties. Sommige partners zaaien de grond van tevoren in met graan (rogge bijvoorbeeld) of een graskruidenmengsel. Hierdoor is de bodem meer bedekt en daarmee beter beschermd tegen uitdroging. Een ander voordeel is dat deze beschutting de biodiversiteit vaak een boost geeft: er komen allerlei planten en dieren op het graan, de grassen en kruiden af.
Het komt ook voor dat we bomen planten op bodems waar het bodemleven en de structuur beperkt zijn, zoals voormalige landbouwgronden. In dat geval is het soms nodig de grond van tevoren te bewerken met compost: organische stof en mineralen. Deze vruchtbare toevoeging zorgt er ook voor dat de bodem het regenwater beter opneemt en langer vasthoudt. Zo krijgen de jonge boompjes een goede start!
Naast te weinig regen, valt er in Nederland ook vaker juist heel veel regen in korte tijd. Dit kan ervoor zorgen dat het grondwaterpeil zo hoog staat, dat de regen niet meer in de bodem kan trekken.
De winter van 2023-2024 was bijvoorbeeld uitzonderlijk nat. En dat is precies het plantseizoen van bossen: van eind november tot eind maart. Sommige plantlocaties stonden door de grote hoeveelheid regen zelfs compleet onder water.
Veel boomsoorten zijn erg gevoelig voor natte voeten. Als het grondwater lange tijd te hoog staat, sterven de wortels af en kunnen de bomen niet groeien. Daarom pakken onze projectpartners wateroverlast op verschillende manieren aan.
Een te natte ondergrond maakt de voorbereidingen op het plantseizoen lastig. Onze partners gebruiken soms zware machines om de bodem te verbeteren. Is het te nat, dan kunnen deze machines het land niet op. Dat betekent dat onze partners eerder in het jaar moeten starten met de grondvoorbereiding.
Ook kunnen onze partners bij wateroverlast geen plantmachine inzetten die helpt bij het planten van grote hoeveelheden bomen. In dit geval moeten ze alle bomen ‘ouderwets’ met de hand aanplanten. Een flinke klus, want soms gaat het om duizenden bomen!
Staat het plantgebied blank? Dan is een van de oplossingen om tijdelijke greppels te graven om het water af te voeren naar een sloot. Dit is wat onze projectpartner Vereniging Dorpsbelangen Kolham afgelopen winter in Kolham heeft gedaan. Blijft de grond alsnog te nat? Dan is het een kwestie van geduld en moeten we wachten tot het grondwaterpeil weer is gezakt. Extra regen is niet altijd nadelig: een (niet al te) natte winter zorgt er wel voor dat het grondwaterpeil wordt aangevuld. Dit maakt het gemakkelijker voor de jonge boompjes om de drogere periodes in de lente en zomer te overbruggen.
In Kolham heeft onze partner tijdelijke greppels gegraven om water af te voeren
Op sommige plaatsen waar we bomen planten, zijn de percelen sterk verruigd. Dat betekent dat hier ruigtekruiden groeien, zoals bramen, brandnetels, distels en kleefkruid. Deze vegetatie kan ervoor zorgen dat de jonge bomen niet goed kunnen groeien. Sterker nog, de druk kan zo hoog zijn, dat de jonge boompjes verstikken. Ze krijgen dan niet genoeg licht en ruimte om goed te groeien.
In zo’n geval kan het nodig zijn dat onze projectpartners de ruigtekruiden wegmaaien. Zo ontstaat er letterlijk ruimte voor jonge bomen om te groeien. Na één à twee jaar is het maaien niet meer nodig, omdat de jonge bomen dan groot genoeg zijn om het zelf op te nemen tegen de kruiden en andere gewassen. De onderste groeilaag zorgt er dan voor dat de bodem minder snel uitdroogt. Bovendien is deze laag van belang voor allerlei insecten, vogels en kleine zoogdieren.
Een andere optie om verruiging tegen te gaan, is door graan te zaaien op de locatie waar we bomen willen planten. Onze projectpartners Het Limburgs Landschap en ARK Rewilding Nederland doen dit. Graan zoals winterrogge voorkomt dat er ruigtekruiden op de plantlocatie kunnen groeien. Het graan wordt wat minder dicht gezaaid dan op een regulier landbouwperceel, zodat er genoeg ruimte voor de bomen is om te groeien.
Daarnaast heeft graan een ander voordeel: het beschermt de grond tegen uitdroging. Het zorgt als het ware voor een extra beschermlaagje, waardoor de grond minder snel droog wordt. Naarmate de bomen groter worden, zullen zij het graan vanzelf verdringen.
Een andere reden waardoor bomen hun eerste fase soms niet overleven, is door vraat van dieren. Herten of reeën bijvoorbeeld, zijn gek op een jong boompje. Zeker als er in de rest van de omgeving niet zoveel voedsel te vinden is! Daarnaast vegen herten en reeën vegen vaak met hun kop langs boomstammen om hun territorium af te baken of om jeuk tegen te gaan. Hoewel de veegschade lang zichtbaar is, zorgt dit er meestal niet voor dat de boom afsterft.
De meeste bomen zijn namelijk weerbarstiger dan je misschien denkt. Eet een hert of ree één takje op? Dan groeien de andere takken gewoon verder. En nemen ze een hap van de top van de boom? Dan nemen de zijscheuten van de boom de groei over. Als een boom zo’n 1,75 meter hoog is, kunnen herten en reeën niet langer bij de bovenste scheuten komen. We noemen dit punt de vraatlijn. Vanaf dit punt kunnen de bomen zonder veel moeite verder groeien.
Om vraatschade zoveel mogelijk te voorkomen, bepalen we samen met onze projectpartners of de aanplant extra bescherming nodig heeft. Bosbeheerders kunnen de jonge aanplant bijvoorbeeld beschermen met speciale kokers of bamboestokken. Een andere optie is om een tijdelijke omheining te plaatsen om een bosperceel.
Door klimaatverandering hebben we ook in Nederland steeds vaker te maken met langere periodes waarin er weinig tot geen regen valt. Hierdoor wordt het risico op bosbranden groter. En hoe tegenstrijdig het ook klinkt, het planten van nieuw bos is júist een manier om bosbranden minder snel te laten verspreiden.
De afgelopen decennia zijn er in Nederland veel monoculturen geplant: bossen die uit één of enkele boomsoorten bestaan. Bossen met naaldbomen zoals fijnsparren zijn hier een goed voorbeeld van. Deze naaldbossen zijn erg brandgevoelig. Daarom vinden we het vanuit Trees for All belangrijk om gevarieerde bossen te planten, met meerdere bomen en struiken. En vooral: meer loofboomsoorten.
Loofbomen laten in de herfst hun blad vallen. Daardoor zijn ze kaal in het vroege voorjaar, een periode die erg gevoelig is voor bosbranden. Hierdoor zijn ze minder gevoelig voor bosbranden en zorgen ze ervoor dat het vuur zich minder snel verspreidt.
Daarnaast is bosbeheer een belangrijk thema als het gaat om brandpreventie. Denk daarbij aan het opruimen van dood hout in de buurt van paden waar veel mensen komen of aan het aanleggen van brandgangen op plekken waar geen bomen staan. Deze brandgangen zijn eigenlijk een stoplijn voor bosbranden. Het vuur kan de volgende bomen niet over zo’n kaal pad bereiken en dooft zo uit. Onze projectpartners, die verantwoordelijk zijn voor het beheer en onderhoud van het bos, zien hierop toe.
Bij Trees for All planten we samen met onze partners altijd gevarieerde bossen. Dit zijn bossen die uit verschillende boom- en struiksoorten bestaan. Gevarieerde bossen zijn namelijk beter bestand tegen de gevolgen van klimaatverandering, zoals droogte, ziektes of plagen. Krijgt één soort het zwaar? Dan zullen de overige soorten het bos in stand houden.
Om die reden starten we bij de aanplant vaak met het planten van tien of meer boom- en struiksoorten. Ook planten we inheemse boom- en struiksoorten, die al eeuwen in Nederland groeien en hier thuishoren. Deze soorten hebben aangetoond dat ze tegen een stootje te kunnen en zijn belangrijk voor onze inheemse plant- en diersoorten. Meer weten? Lees dan ons artikel ‘Zo plant Trees for All de juiste boom op de juiste plek’.
Tot slot is het goed om te weten dat bomen in een bos nooit allemaal zullen overleven. Dat is normaal en hoort erbij. Pas als er sprake is van significante uitval, waarbij meer dan 15% van de aanplant niet overleeft, zullen onze projectpartners actie ondernemen. In dat geval zullen ze opengevallen gaten opnieuw beplanten. We noemen dit ook wel inboeten. Deze aanpak is vooral nodig als specifieke boom- en struiksoorten uit het nieuwe bos dreigen te verdwijnen, terwijl deze belangrijk zijn voor de variatie, het lokale klimaat en de biodiversiteit.
Ook in de toekomst zullen niet alle bomen overleven. Bomen strijden onderling namelijk om ruimte en licht. Soms moeten bosbeheerders daarom in actie komen, bijvoorbeeld wanneer een belangrijke soort dreigt te verdwijnen. Zij kunnen er dan voor kiezen om minder belangrijke soorten, die al voldoende in het bos aanwezig zijn, weg te halen. Zo krijgen ook de andere soorten kans om verder te groeien.
Wil je ook een steentje bijdragen aan een bosrijke wereld? Plant met ons mee. Voor elke boom in Nederland planten we er ook één in het buitenland.
Plant mee