Hoe groeit een bos? De verschillende groeifases uitgelegd
18 juli 2023
18 juli 2023
Een bos is niet van de ene op de andere dag een bos. Het groeit in fases. Na de aanplant duurt het nog tientallen jaren voor een bos volwassen is. En pas nog veel later kun je spreken van een volgroeid bos, waarin bomen, planten, dieren, schimmels en micro-organismen optimaal met elkaar samenleven. Toch gebeurt er in de tussentijd een heleboel in een bos!
De bomen die we planten, groeien elk jaar. In de loop der jaren worden hun takken en stam steeds dikker en langer. Tegelijkertijd is er voor bomen maar beperkte ruimte op een perceel om te groeien. Daardoor ontstaat er concurrentie tussen de bomen: ze strijden onderling om de hoeveelheid ruimte en licht.
De snelgroeiende soorten, zoals de berk en ratelpopulier, kunnen al snel boven andere bomen en struiken uit groeien. De soorten die goed in de schaduw gedijen, zoals de beuk en linde, wachten hun kans af. Zij groeien dus vaak wat langzamer. In de loop er jaren maken de snelgroeiende soorten steeds meer plaats voor de ‘schaduwverdragende’ soorten. Zo ontstaat er stap voor stap een gelaagd en gevarieerd bos.
De groeifases van een Nederlands bos zien er op hoofdlijnen zo uit:
De allereerste fase van de bossen die wij planten, is de aanplant. De bomen en struiken zijn dan een soort ‘sprietjes’. Maar ondanks dat komen er al verschillende dieren op af, zoals vogels, vlinders en kleine zoogdieren. Denk daarbij aan muizen of konijnen.
In deze eerste fase moeten de jonge boompjes en struiken het opnemen tegen de kruiden en grassen die opkomen, zoals bramen, brandnetels, distels en kleefkruid. Is de concurrentie te heftig? Dan maaien de bosbeheerders de kruiden en grassen weg, zodat de bomen ongestoord kunnen groeien.
Niet alle boompjes zullen aanslaan. Dit is normaal. Over het algemeen zullen meer dan genoeg bomen overeind blijven. En mocht het toch nodig zijn, dan worden de uitgevallen bomen en boomsoorten weer aangevuld. Dit noemen we ook wel inboeten.
Als een bos ongeveer 10 jaar oud is, kunnen we spreken van een jong bos. In de jaren ervoor groeien de bomen langzaam maar zeker boven de kruiden en grassen uit. Ze strijden onderling met elkaar, omdat ze allemaal zo snel mogelijk in de richting van het licht willen groeien. Dit verklaart waarom je in deze fase veel dunne en hoge stammen in het bos ziet.
In deze fase komen al verschillende soorten dieren in het jonge bos voor, zoals zangvogels, lijsters, vlinders, insecten, herten en vossen. Wel is de nazorg van de aanplant nog belangrijk. Soms moeten bomen worden ingeboet. Ook kan het nodig zijn om de aanplant te beschermen tegen wild dat aan de jonge boompjes knaagt.
Hoera, de bosaanleg is geslaagd! De bomen groeien vanaf deze fase verder in hoogte en in dikte. Doordat het bladerdek steeds dichter wordt, nemen de kruiden en grassen die veel licht nodig hebben af.
Ondertussen zullen de eerste bomen afsterven omdat ze worden ‘weggeconcurreerd’. Dat is normaal. Op deze manier ontstaat ruimte voor de andere bomen om verder te groeien. De bosbeheerders monitoren de samenstelling van de bomen, zodat er een gevarieerd bos blijft staan. En het aantal bosdieren? Dat neemt steeds meer toe. De kans is bijvoorbeeld groot dat je nu wilde zwijnen, reeën, spechten en marters in het bos tegenkomt.
Na minstens 40 tot 60 jaar wordt het bos volwassen. Er groeit dan zelfs al een nieuwe generatie jonge bomen in de onderste lagen! De bomen hebben verschillende hoogtes. Dankzij deze gelaagdheid kan er meer licht in het bos komen. Hierdoor kunnen de mossen, kruiden en struiken in de onderste lagen van het bos verder ontwikkelen. Ook leven er allerlei dieren in het bos, zoals bosuilen, eekhoorns, vleermuizen en het vliegend hert.
In deze fase zijn alleen de sterkste en meest vitale bomen overgebleven. Maar de bomen die zijn afgestorven, zijn minstens zo belangrijk voor een gezond bos. Het dode hout is namelijk een perfecte leefomgeving voor insecten, pissebedden, schimmels, bacteriën en springstaarten om te leven. En zij dragen weer bij aan een gezonde, vruchtbare bodem. Kortom, leven en dood horen allebei bij een gezond bos!
Een bos is officieel bos als er minstens 1.000 vierkante meter grond uit bomen bestaat. Maar een bos is veel meer dan bomen alleen. Het is een volledig ecosysteem, waar bomen, planten, dieren, schimmels en micro-organismen met elkaar samenleven en van elkaar afhankelijk zijn.
De bomen in een bos verbinden de bovengrond met de ondergrond. Een boom geeft onder andere voedingsstoffen af aan de bodem. De organismen in de bodem helpen de boomwortels bij het opnemen van water en mineralen. En de wortels dragen weer bij aan een gezonde bodem.
Een volwassen bos bestaat uit verschillende lagen. In elke laag komen bepaalde soorten planten, struiken en dieren voor. Hoe zien die lagen eruit?
De onderste laag is de bosbodem. Hier vind je vooral vaste planten en kruiden, zoals de bosanemoon. Ook voelen allerlei micro-organismen zich thuis op de bosbodem. Denk aan bacteriën en schimmels. Daarnaast lopen er allerlei bosdieren rond, zoals konijnen, herten en wilde zwijnen.
De volgende laag is de struiklaag. Daar kom kom je lage bomen en struiken tegen, zoals de lijsterbes, hulst, vuilboom en sleedoorn. Verschillende insecten en vogels komen hierop af, zoals vlinders, lijsters en spechten.
De bovenste laag is de kroonlaag. Deze laag bestaat uit de grotere boomsoorten, zoals beuken, eiken en dennen. Hier zul je vooral dieren als uilen, eekhoorns en vleermuizen zien.